Home

Financiën

Drie begrippen staan centraal in een beschrijving van de financiële positie: structureel begrotingsevenwicht, weerbaarheid en wendbaarheid van de begroting.

Structureel begrotingsevenwicht
De belangrijkste conclusie is dat we voor 2022 een sluitende begroting hebben maar dat tegelijkertijd onze meerjarenraming structureel niet in evenwicht is. Naar verwachting wordt het structurele tekort van € 6,7 miljoen in 2025 voor een goed deel gedicht als een nieuw kabinet een besluit neemt over het structureel toekennen van de al meermaals genoemde arbitrage middelen.

Weerbaarheid van de begroting

Kengetallen

Bedragen x € 1 miljoen

Ratio weerstandsvermogen

R 2017

B 2019

R 2018

B 2020

R 2019

B 2021

R2020

B 2022

Norm

A. Beschikbare buffers

56

40

53

45

49

52

50

60

B. Nodig voor opvangen risico's

28

37

26

38

33

39

31

20

Ratio (A/B)

2

1,1

2,1

1,2

1,5

1,3

1,6

3,1

> 0,8

R = rekening, B = begroting

 
Bedragen x € 1 miljoen

Algemene reserve 31-12

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Programmarekening

35

24

21

20

26

Prognose begroting 2022-2025 

26

37

44

42

40

35

Norm: Bodem van € 10 miljoen in het laatste jaar van het meerjarenperspectief

De weerstandsratio scoort in 2022 met 3,1 uitstekend. De stijging ten opzichte van de rekening en de begroting van vorig jaar heeft een teller- en een noemereffect. De benodigde weerstandscapaciteit is in relatieve en absolute zin fors afgenomen. We hebben een actueler zicht op de coronarisico’s, het risico op het sociaal domein is aangepast in lijn met het geactualiseerde ombuigingenpakket en we zijn bezig met een intensieve screening van ons risicoregister in het kader van de doorontwikkeling van risicomanagement. Tegelijkertijd zijn we ons er van bewust dat we onder de oppervlakte te maken hebben met sluimerende onzekerheden die redelijkerwijze niet gekwantificeerd kunnen worden en dus niet zijn opgenomen in het risicoregister. Hierover leest u meer in de paragraaf Weerstandsvermogen en Risicomanagement. De sprongsgewijze toename van de algemene reserve vanaf de rekening 2020 naar de begroting 2021 is bijna in zijn geheel toe te rekenen aan de integratie van het resultaat grondzaken in de algemene reserve en het voordeel in de algemene uitkering. De daling naar 2025 volgt het tekort in de meerjarenraming.

Wendbaarheid van de begroting

Kengetallen Programmabegroting 2022-2025

In %

Programmabegroting 2022-2025

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Norm

Programmarekening

2019

2020

Netto schuldquote

65

75

58

75

60

73

85

92

Gecorrigeerde netto schuldquote

45

54

42

54

45

57

59

77

< 100

Solvabiliteitsratio

27

20

28

20

28

27

24

22

> 20

Structurele exploitatieruimte*

-2

-1

1

-1

2

-1

0

-1

> 0 in laatste jaarschijf meerjarenbeeld

Grondexploitatie

34

28

30

28

25

25

25

21

Belastingcapaciteit

90

87

86

91

85

85

85

85

* De berekening is exclusief het effect van de septembercirculaire, impulsen en actualisatie.

Het investeringsprogramma is fors van omvang en wordt, zie paragraaf Financieringen, betaald door het aantrekken van leningen in de toekomst. Meer leningen betekent een toename van de schuldquote. ‘Normaal gesproken’ leidt dit tot hogere vaste lasten in de vorm van te betalen rente en daardoor tot een minder wendbare begroting. Hoewel de ratio relatief snel oploopt, blijven we onder de met u afgesproken norm.
Voor de korte en middellange termijn zijn de rentes nog zeer laag of zelfs negatief. Bovendien weten we dat planningsoptimisme een rol speelt in de meerjareninvesteringsraming waarmee het kengetal een zetje naar boven krijgt. De nuancering zien we terug in de schuldquotes op rekeningbasis die op een lager niveau liggen dan die van de begroting.

We voldoen niet aan de vereiste om in de laatste jaarschijf van ons meerjarenbeeld een structurele begrotingsruimte te presenteren die groter is dan 0. Een achterliggende reden is dat we in deze begroting geen voorschot nemen op het ramen van inkomsten uit hoofde van extra arbitragemiddelen Jeugd. Voor het aanstaande begrotingsjaar is deze indicator wel positief.

Het dalende verloop van de solvabiliteit houdt gelijke tred met de daling van de algemene reserve. Het beeld is gebaseerd op een niet sluitend meerjarig perspectief en is daarmee vertekend. Immers, gemeenten zijn verplicht een sluitende begroting te hebben of als dat niet kan, moet zicht zijn op een sluitende begroting in de meerjarenraming.

De daling van de index voor de grondexploitatie is de vertaling van het vigerende grondbeleid om lopende grondexploitaties tot een goed einde te brengen terwijl in de tussentijd terughoudend wordt omgegaan met het (actief) innemen van grondposities. Des te lager het kengetal, des te gunstiger voor de rentelasten en risico's.

De betekenis van de daling van het kengetal Belastingcapaciteit is dat de lokale lasten in Nederland gemiddeld harder stijgen dan die in Ede. De inwoner van Ede is relatief goedkoper uit dan de gemiddelde inwoner elders in het land. Omdat we niet beschikken over toekomstige cijfers, hebben we deze in de tabel gelijk gehouden.

Tot slot introduceren we het begrip latente lasten. Uit onderzoeken bij gemeenten komt naar voren dat op middellange en langere termijn onvoldoende budgetten voorhanden zijn voor vervangingsinvesteringen met daarbij een verhoogd risico op het genereren van achterstallig onderhoud bij gemeentelijke bezittingen. Dit effect komt niet in een van de kengetallen tot uitdrukking. De consequenties voor Ede worden op het moment van opstellen van deze begroting in kaart gebracht.

Deze pagina is gebouwd op 10/18/2021 11:34:11 met de export van 10/18/2021 09:44:42